9 november 2010

A new start in Benin

After a week in Cotonou – where heat and humidity were at the menu every single day, and the rain showers as frequent as a clockwork marks each hour – we moved finally up to Tanguieta, in the north west of Benin. The first 100 kilometers were though… the road to Bohicon is blessed with huge potholes, so it took us about a 3 hours ride to this city, the penetrating scent of petrol and gasoline is overwhelming, as the illegal vendors sell these ‘made in Nigeria’ smuggled products almost everywhere along the roadside. Where in Cameroon petrol was sold along the roadside, by lack of petrol stations at the countryside, in Benin it is a parallel business next to the bigger ‘legal’ brands. Unbelievable that the former kingdom of Abomey is only a stone warp away. The once so proud inhabitants of this region are hardly to find… at first site. After a quick cup of coffee we hit the road to Dassa and Savalou, where we had a stop to eat mashed yam with Peuhl cheese and chicken, but waiting for this dinner we lost a lot of time. Tanguieta was still far away and the clock was ticking by. Although the road got better, each kilometer we moved up north – between Savalou and Bassila we met the last potholes – we reached Djougou by nightfall. Another one hour drive to Natitingou ahead of us… and another one, a bit shorter to Tanguieta. The road was so good, we moved up really quickly. Natitingou by night offered us large boulevards and a quick sanitary stopover at hotel Bourgogne. Saidou, our colleague insisted to bring us to Tanguieta… 40 kilometers further. He must have been exhausted after a twelve hours drive. Also Tanguieta offered us by night a large boulevard, a neat petrol station and streetlights. The terminus was at ‘Hotel Les Baobabs’, where we were welcomed by Pedro, the owner of the place.

‘Hotel Les Baobabs’ is a neat place, where ‘look-alike’ huts are placed in a large garden under the trees… and thanks his name at several Baobab trees in the garden. The rooms are small but comfortable, with a fan and/or air-conditioning. The shower only offers lukewarm water, but you get used to it, since outside temperatures climb easily to over 30°C.

Next morning, Beate – the person I’m succeeding – shows up after breakfast and takes us for a ride through the small town of Tanguieta. The main road that crosses the town is seamed by a brand new marketplace – not functioning yet – a small mosque, and the regional hospital ‘Saint Jean de Dieu’ – run by Italians. It seems to be the best hospital in the whole of Benin. Parallel to the main road – that brings you also to Burkina Faso – there is an avenue, seamed by large shady trees, that leads to the municipality. It’s a dirt road, where we also find the secondary school and the municipal sports stadium. The office lies between this dirt road and the main road.

At noon we’re invited at Beate’s place to share some mashed yam and Peuhl cheese with tomatoes sauce. We find the house in the midst of a luxurious garden, plants and trees everywhere… bougainvilleas, passion fruit, mango trees, baobab, mimosa, etc. Colors of yellow and green, over reddish and bluish, luxurious green, climbing plants aiming for the sun, white flowers that reach for heaven… abundant… Inside it is cool, the fans are turning, and it’s a very bright place. The meal is good, and we ate the best mashed yam ever… for now.

The next two weeks we will be staying in ‘Hotel Les Baobabs’, after that, we move into Beate’s place. It will be our home for the next three years. Mie is already starting to make plans for the garden… where the henhouse will come… how many passion fruit we should plant… how to make this place greener than it already is. The lemongrass is already abundant, but we want more fruit… more flowers.

Beate introduces me at the workplace. I meet people, hear names, see faces, but it will take a while to remember and distinguish them all.

20 oktober 2010

Reisverslag naar Tanguiéta

Zondag 10/10/’10


Afspraak om 7u30 met Saïdou Ouédraogo (Burkina Bé) met wie we zullen meerijden (want Jan heeft nog geen auto).


Uiteindelijk vertrekken we om 09u15 met pak en zak naar … Tanguiéta. Eerst een héél slecht stuk (de eerste 2 uur) rijden we door putten en kuilen, nog erger dan in Zambia. De weg leidt ons van Cotonou tot in Bohicon, 126 km ver. Grâce en ik achteraan stoten onze hoofden meerdere keren tegen het raam/deurstijl, niet te doen. Om 12u, is het ergste geleden, drinken we een tasje koffie, koop ik wat brood, en rijden we verder tot een uur of twee om daar wat langer te stoppen (“stop sanitaire”) en wat te eten in Savalou.We eten we met onze vingers, een pasta van “Igname” met “gésiers” in saus van “arachide” (Mie), Jan een gegrild visje met wat frietjes, Saïdou spaghetti met een omelet, voilà, Grâce eet met ons mee...


Van Savalou naar Bassila, 172 km, en Jan en Saïdou die maar praten en praten (Jan doet het vooral om Saïdou ‘wakker’ te houden). Maar het ontgaat hen dat er getankt moet worden, anders moeten we een hotelletje zoeken ergens ten velde. Gelukkig vinden we een voor ons ongewoon tankstation. Jan nam er een foto van,… Maar Saïdou tankt niet vol, we zullen opnieuw moeten tanken in Tanguiéta.


Daarna was de weg héél wat beter, in Péréké betalen we 500 FCFA als péage en zijn de laatste kilometers behoorlijk luxueus, maar het is toch al 21u voorbij vooraleer we in Hotel Baobab aankomen (We kunnen er terecht en zullen er twee weken verblijven, tot het huis van Beate vrijkomt).


Saïdou rijdt terug, alleen, na een pintje, naar Natitingou, naar zijn vrouw en kids. Hij heeft heel het stuk alleen gereden! 12u aan een stuk! Chapeau!


We kunnen gelukkig nog een stukje eten, Grâce is te moe om er maar aan te beginnen en gaat direct slapen. Smalle bedjes weerhouden er ons van echt goed uit te rusten, maar er is wel klim. Maandag verwisselen we van kamer, wij een met TV, Grâce één met een klim die werkt! We krijgen van Beate eerst middageten, een heerlijk slaatje met biologisch gekweekte sla, tomaatjes, poivron (gele/rode), worteltjes, komkommer, een hard gekookt eitje en kruiden + balsamico azijn en olie + peper, er zelf op te doen naar wens. Daarna een puree van Igname (veel lekkerder dan diegene die ik gisteren voorgeschoteld kreeg) en een saus van Peul-kaas en groene bladeren, als dat niet lekker klinkt! En het was ook lekker!

19 oktober 2010

Premières impressions

Mardi le 5 octobre notre avion décolle à 14h05 top! En route pour le Bénin, avec un contrat de 3 ans!
Arrivé le soir à Cotonou on est attendu par Martin, le chauffeur du DED avec une grande camionnette, assez grande pour toutes nos bagages.

Les douaniers nous laissent passer sans qu’on doit ouvrir nos valises, ouf !
Quel joie de retrouver l’Afrique!

Nos premières impressions sont très positives, la chaleur tiède du soir, l’aide inattendue des porteurs qui étaient bel et bien averti qu’on ne portait pas d’argent sur nous et qu’on pouvait donc pas les payer ! La circulation dense nous donnait l’occasion de comparer les différents pays. Mais, Cotonou a ses «zémidjan» ("amène-moi vite!" en langue Fon), les taxi-moto’s qui dominent la circulation, les voitures doivent tout faire pour les éviter et la ville est gravement polluée... avec la fumée blanche des échappements (carburant de contrebande, mélangé à l'oeil nu... trop d'huile...).

On réside à la Résidence du DED, au quartier des Cocotiers, Haie Vive. Là se trouvent plusieurs restaurants, la CTB y siège, l’Ambassade Belge (qui n’est pas une Ambassade, même pas un consulat) mais qui porte quand-même le sègle d’Union fait la force et qui nous a inscrit sans problèmes. Le 12 novembre on sera les biens venues à la Fête du Roi Belge à Cotonou. Une belle occasion de rencontrer les autres Belges au pays.
Pendant nos premiers jours on sera parrainé par Sebastian et Aïsha, un couple mixte Allemand/Burkina Bé avec leur fille Alissa de 5 ans. Sebastian nous accompagne pour une première «sight seeïng», Aïsha amène Grâce et moi pour nos premières baignades dans le Golfe du Bénin et avec les 3 ensemble on découvre nos premiers restaurants et lieux de repos ! Merci beaucoup !

Quel joie de découvrir des Rwandais qui sont propriétaires du restaurant The Livingstone et qui nous ont accueilli avec tellement d’enthousiasme qu’on décide d’y retourner la veille de notre départ pour Tanguiéta. Les mots en Kinyarwanda reviennent un par un, doucement, un lien d’amitié se tisse… Eugénie, Virginie et Juvénal, on reviendra !

Avant de monter pour Tanguiéta on ira encore chez Dominique et Dominique, un couple Belge, elle d’Anvers (Huidevetterstraat) et lui de Namur, qui habitent un très joli coin, derrière Cotonou, à bord d’une lagune. Pendant les W.E. et les jours fériés ils accueillent ceux qui veulent s’y reposer, faire une petite baignade, manger quelque chose. Ceux qui viendront nous visiter devront passer chez eux, cela vaut vraiment la peine du détour !

DED = Deutscher Entwicklungsdienst (Service allemand de Développement)
CTB = Coopération Technique Belge

8 augustus 2010

Brochures Eco-Benin

14 mei 2010

Het avontuur gaat verder in... Benin

Het is zover! Achtste keer, goede keer. In september 2009, wanneer verder werken in Kameroen onmogelijk werd, begon ik reeds te solliciteren bij de DED, de Deutscher Entwicklungsdienst. We hadden gehoopt om terug in Kameroen aan de slag te kunnen, maar dat lukte niet. half Maart werd ik dan eindelijk toch uitgenodigd in Bonn om aan een selectietweedaagse deel te nemen. Nachtenlang lag ik te woelen in mijn bed... worstelend met 'auch-bei-mit-nach-seit- von-zu-gegenüber' en Dativ & Akkusativ... maar uiteindelijk lukte het me wel me verstaanbaar te maken in eenvoudig Duits. Een paar dagen in Bonn deden wonderen. En... ik werd aanbevolen voor een job in Benin.

In het kader van de duits-beninese ontwikkelingssamenwerking, ga ik er - samen met mijn collega’s van de DED (Deutscher Entwicklungsdienst) – werken binnen het “Programme de Conservation et de Gestion des Ressources Naturelles, ProCGRN” en lever een bijdrage aan het duurzame beheer van het biosfeernatuurreservaat van Pendjari (in het Noordwesten van Benin) door het bevorderen van toerisme en het versterken van de samenwerkingsverbanden van de lokale bevolking. Het werk ligt grotendeels in de lijn van hetgene ik ook in Rwanda, Guinee en Kameroen deed, namelijk het versterken van de lokale boerenorganisaties en het samen ontwikkelen van inkomsten generende activiteiten, waarbij er veel aandacht gegeven werd aan de duurzaamheid van de ontwikkelde initiatieven en het respect voor het milieu. Die laatste komponent krijgt hier in Benin een extra dimensie met het Pendjari-natuurreservaat, waar nauw wordt mee samengewerkt.

Een leuke uitdaging én een aantrekkelijke reden om eens een keertje op bezoek te komen... in het land waar voodoo zijn wortels heeft.

http://www.pendjari.net/

27 februari 2010

In Memoriam Mama Suzanne



Word vervolgd... schreef ik zoals steeds onder ieder verslag van een ontmoeting met Mama Suzanne Nkou Bilomba uit Messam. Ik keek er telkens weer naar uit om bij haar op werkbezoek te gaan… ‘Wat zou er nu weer veranderd zijn?’ Telkens weer verraste ze ons met de initiatieven die ze nam. Mama Suzanne was duidelijk iemand met een visie, iemand die werkelijk begaan was met duurzame ontwikkeling.



Ze behandelde niet alleen de mensen met veel respect, maar meer nog ging ze respectvol om met haar omgeving… met het woud waarin ze woonde. Bekommerd om het wankele evenwicht in de natuur… verstoord door ‘de’ mens die in dat woud ‘landbouw’ bedreef om te overleven. Het regenwoud respecteren en tegelijkertijd landbouwactiviteiten ontwikkelen in datzelfde woud is op zich al een tegenstrijdigheid. Toch zocht Mama Suzanne steeds weer hoe ze aan dat regenwoud kon teruggeven, wat ze er tijdelijk van ontleende. Zo ging ze tot diep in het tropische regenwoud op zoek naar de zeldzame zaden van de Moabi. Ze was dagen, soms weken onderweg. Terug thuis koesterde ze de zaden en wist op onnavolgbare wijze uit deze zaden weer nieuwe bomen te kweken. Het leek eenvoudig, maar dat was het niet. Normaal gezien worden de vruchten van de moabi – met binnenin de zaden – opgegeten door de bosolifanten. De zaden die niet verteren worden zo kilometers ver samen met de ‘mest’ aan de natuur teruggegeven. Dat mestomhulsel zorgt voor een natuurlijke kiemomgeving. Hoe ze het deed heb ik nooit kunnen achterhalen, maar Mama Suzanne slaagde er keer op keer in om die zaden te laten kiemen en op te kweken tot volwaardige boompjes.


Naast dat respect voor de natuur was er ook haar bekommernis voor de mensen rondom haar. Haar 94-jarige moeder - die toen ik haar een laatste keer op terrein was in Messam, net van haar bosakker kwam – niet in het minst, maar ook haar kinderen en haar dorpsgenoten. Ze zorgde ervoor dat al haar kinderen naar school konden gaan, dat ze – wanneer ze dat wilden – verder konden studeren. Zonder onderscheid of ze nu wel of niet verder studeerden, ze behandelde ze allemaal op dezelfde manier. Bekommerd om de gezondheid van haar familie en die van haar dorpsgenoten zette ze een ‘eerste-lijns-gezondheidscentrum’ op poten – het dichtstbijzijnde stadje bevindt zich op een kleine twintig kilometer en al ligt Messam aan een hoofdweg… géén enkele taxibrousse stopt er, zodat een verplaatsing naar het hospitaal in dat stadje een hele onderneming wordt. Ze ging vorig jaar nog cursussen volgen om de mensen ter plaatse te kunnen verder helpen. Gesteund door een Canadese ngo en het Ministerie van Volksgezondheid had ze een kleine dorpsapotheek waar de mensen toegang hadden tot medicijnen aan betaalbare prijzen.


Veel boeren hadden al lang de moed verloren, maar niet Mama Suzanne. Zo diende ze in 2008 een voorstel in bij de ngo waar ik werkte in Mbalmayo. Haar voorstel werd door de directrice weggelachen. Een paar puntjes werden uit het voorstel gelicht en zo – buiten hun context – als niet realistisch omschreven. Bijna niemand zag de structuur in het document dat voorlag, de logische ‘stapsgewijze’ opbouw, de ‘droom’ van Mama Suzanne. Zelfs niet wanneer ze die ‘stappen’ beetje bij beetje en ‘zonder’ financiële steun begon waar te maken. Het enige wat Mama Suzanne vroeg, was erkenning, was respect voor het werk dat ze deed, samen met haar groep.


Mama Suzanne was bezorgd over de toekomst, de toekomst wanneer zij er niet meer zou zijn. Daarom probeerde ze goed mogelijk de mensen rondom haar te betrekken bij alle initiatieven. Haar kinderen werden voorbereid op die toekomst, kregen de ideeën mee van een sterke moeder met een duidelijke visie.


Ik ben blij dat ik het pad van Mama Suzanne heb mogen kruisen, dat we van gedachten hebben kunnen wisselen, dat we samen een tijdje op weg zijn gegaan.


In januari werd ze geveld door tuberculose.

13 februari 2010

Een hart onder de riem...

We kregen gisteren het volgende mailtje van Cyrille en Justine, twee ondernemende jongeren uit Mbalmayo...

"Salut comment vous allez? Nous nous portons bien, pas de situation grave. Alors ton travail continue à porter les fruits ici. J'ai reçu un GIC (Groupe d'Intérêt Commun), qui voulait les egraineurs de mais. On a vraiment beaucoup pensé à toi, car tu nous manques. Nous tous,  les GIC. Tu sais que beaucoup avaient espoir en te voyant dans CRADIF... et maintenant pas d'espoir, alors moi je me demande si tu peux pas nous faire quelques contacts important là-bas. Pense à nous dès que tu le peux, merci à bientot, bb."