20 oktober 2010

Reisverslag naar Tanguiéta

Zondag 10/10/’10


Afspraak om 7u30 met Saïdou Ouédraogo (Burkina Bé) met wie we zullen meerijden (want Jan heeft nog geen auto).


Uiteindelijk vertrekken we om 09u15 met pak en zak naar … Tanguiéta. Eerst een héél slecht stuk (de eerste 2 uur) rijden we door putten en kuilen, nog erger dan in Zambia. De weg leidt ons van Cotonou tot in Bohicon, 126 km ver. Grâce en ik achteraan stoten onze hoofden meerdere keren tegen het raam/deurstijl, niet te doen. Om 12u, is het ergste geleden, drinken we een tasje koffie, koop ik wat brood, en rijden we verder tot een uur of twee om daar wat langer te stoppen (“stop sanitaire”) en wat te eten in Savalou.We eten we met onze vingers, een pasta van “Igname” met “gésiers” in saus van “arachide” (Mie), Jan een gegrild visje met wat frietjes, Saïdou spaghetti met een omelet, voilà, Grâce eet met ons mee...


Van Savalou naar Bassila, 172 km, en Jan en Saïdou die maar praten en praten (Jan doet het vooral om Saïdou ‘wakker’ te houden). Maar het ontgaat hen dat er getankt moet worden, anders moeten we een hotelletje zoeken ergens ten velde. Gelukkig vinden we een voor ons ongewoon tankstation. Jan nam er een foto van,… Maar Saïdou tankt niet vol, we zullen opnieuw moeten tanken in Tanguiéta.


Daarna was de weg héél wat beter, in Péréké betalen we 500 FCFA als péage en zijn de laatste kilometers behoorlijk luxueus, maar het is toch al 21u voorbij vooraleer we in Hotel Baobab aankomen (We kunnen er terecht en zullen er twee weken verblijven, tot het huis van Beate vrijkomt).


Saïdou rijdt terug, alleen, na een pintje, naar Natitingou, naar zijn vrouw en kids. Hij heeft heel het stuk alleen gereden! 12u aan een stuk! Chapeau!


We kunnen gelukkig nog een stukje eten, Grâce is te moe om er maar aan te beginnen en gaat direct slapen. Smalle bedjes weerhouden er ons van echt goed uit te rusten, maar er is wel klim. Maandag verwisselen we van kamer, wij een met TV, Grâce één met een klim die werkt! We krijgen van Beate eerst middageten, een heerlijk slaatje met biologisch gekweekte sla, tomaatjes, poivron (gele/rode), worteltjes, komkommer, een hard gekookt eitje en kruiden + balsamico azijn en olie + peper, er zelf op te doen naar wens. Daarna een puree van Igname (veel lekkerder dan diegene die ik gisteren voorgeschoteld kreeg) en een saus van Peul-kaas en groene bladeren, als dat niet lekker klinkt! En het was ook lekker!

19 oktober 2010

Premières impressions

Mardi le 5 octobre notre avion décolle à 14h05 top! En route pour le Bénin, avec un contrat de 3 ans!
Arrivé le soir à Cotonou on est attendu par Martin, le chauffeur du DED avec une grande camionnette, assez grande pour toutes nos bagages.

Les douaniers nous laissent passer sans qu’on doit ouvrir nos valises, ouf !
Quel joie de retrouver l’Afrique!

Nos premières impressions sont très positives, la chaleur tiède du soir, l’aide inattendue des porteurs qui étaient bel et bien averti qu’on ne portait pas d’argent sur nous et qu’on pouvait donc pas les payer ! La circulation dense nous donnait l’occasion de comparer les différents pays. Mais, Cotonou a ses «zémidjan» ("amène-moi vite!" en langue Fon), les taxi-moto’s qui dominent la circulation, les voitures doivent tout faire pour les éviter et la ville est gravement polluée... avec la fumée blanche des échappements (carburant de contrebande, mélangé à l'oeil nu... trop d'huile...).

On réside à la Résidence du DED, au quartier des Cocotiers, Haie Vive. Là se trouvent plusieurs restaurants, la CTB y siège, l’Ambassade Belge (qui n’est pas une Ambassade, même pas un consulat) mais qui porte quand-même le sègle d’Union fait la force et qui nous a inscrit sans problèmes. Le 12 novembre on sera les biens venues à la Fête du Roi Belge à Cotonou. Une belle occasion de rencontrer les autres Belges au pays.
Pendant nos premiers jours on sera parrainé par Sebastian et Aïsha, un couple mixte Allemand/Burkina Bé avec leur fille Alissa de 5 ans. Sebastian nous accompagne pour une première «sight seeïng», Aïsha amène Grâce et moi pour nos premières baignades dans le Golfe du Bénin et avec les 3 ensemble on découvre nos premiers restaurants et lieux de repos ! Merci beaucoup !

Quel joie de découvrir des Rwandais qui sont propriétaires du restaurant The Livingstone et qui nous ont accueilli avec tellement d’enthousiasme qu’on décide d’y retourner la veille de notre départ pour Tanguiéta. Les mots en Kinyarwanda reviennent un par un, doucement, un lien d’amitié se tisse… Eugénie, Virginie et Juvénal, on reviendra !

Avant de monter pour Tanguiéta on ira encore chez Dominique et Dominique, un couple Belge, elle d’Anvers (Huidevetterstraat) et lui de Namur, qui habitent un très joli coin, derrière Cotonou, à bord d’une lagune. Pendant les W.E. et les jours fériés ils accueillent ceux qui veulent s’y reposer, faire une petite baignade, manger quelque chose. Ceux qui viendront nous visiter devront passer chez eux, cela vaut vraiment la peine du détour !

DED = Deutscher Entwicklungsdienst (Service allemand de Développement)
CTB = Coopération Technique Belge

8 augustus 2010

Brochures Eco-Benin

14 mei 2010

Het avontuur gaat verder in... Benin

Het is zover! Achtste keer, goede keer. In september 2009, wanneer verder werken in Kameroen onmogelijk werd, begon ik reeds te solliciteren bij de DED, de Deutscher Entwicklungsdienst. We hadden gehoopt om terug in Kameroen aan de slag te kunnen, maar dat lukte niet. half Maart werd ik dan eindelijk toch uitgenodigd in Bonn om aan een selectietweedaagse deel te nemen. Nachtenlang lag ik te woelen in mijn bed... worstelend met 'auch-bei-mit-nach-seit- von-zu-gegenüber' en Dativ & Akkusativ... maar uiteindelijk lukte het me wel me verstaanbaar te maken in eenvoudig Duits. Een paar dagen in Bonn deden wonderen. En... ik werd aanbevolen voor een job in Benin.

In het kader van de duits-beninese ontwikkelingssamenwerking, ga ik er - samen met mijn collega’s van de DED (Deutscher Entwicklungsdienst) – werken binnen het “Programme de Conservation et de Gestion des Ressources Naturelles, ProCGRN” en lever een bijdrage aan het duurzame beheer van het biosfeernatuurreservaat van Pendjari (in het Noordwesten van Benin) door het bevorderen van toerisme en het versterken van de samenwerkingsverbanden van de lokale bevolking. Het werk ligt grotendeels in de lijn van hetgene ik ook in Rwanda, Guinee en Kameroen deed, namelijk het versterken van de lokale boerenorganisaties en het samen ontwikkelen van inkomsten generende activiteiten, waarbij er veel aandacht gegeven werd aan de duurzaamheid van de ontwikkelde initiatieven en het respect voor het milieu. Die laatste komponent krijgt hier in Benin een extra dimensie met het Pendjari-natuurreservaat, waar nauw wordt mee samengewerkt.

Een leuke uitdaging én een aantrekkelijke reden om eens een keertje op bezoek te komen... in het land waar voodoo zijn wortels heeft.

http://www.pendjari.net/

27 februari 2010

In Memoriam Mama Suzanne



Word vervolgd... schreef ik zoals steeds onder ieder verslag van een ontmoeting met Mama Suzanne Nkou Bilomba uit Messam. Ik keek er telkens weer naar uit om bij haar op werkbezoek te gaan… ‘Wat zou er nu weer veranderd zijn?’ Telkens weer verraste ze ons met de initiatieven die ze nam. Mama Suzanne was duidelijk iemand met een visie, iemand die werkelijk begaan was met duurzame ontwikkeling.



Ze behandelde niet alleen de mensen met veel respect, maar meer nog ging ze respectvol om met haar omgeving… met het woud waarin ze woonde. Bekommerd om het wankele evenwicht in de natuur… verstoord door ‘de’ mens die in dat woud ‘landbouw’ bedreef om te overleven. Het regenwoud respecteren en tegelijkertijd landbouwactiviteiten ontwikkelen in datzelfde woud is op zich al een tegenstrijdigheid. Toch zocht Mama Suzanne steeds weer hoe ze aan dat regenwoud kon teruggeven, wat ze er tijdelijk van ontleende. Zo ging ze tot diep in het tropische regenwoud op zoek naar de zeldzame zaden van de Moabi. Ze was dagen, soms weken onderweg. Terug thuis koesterde ze de zaden en wist op onnavolgbare wijze uit deze zaden weer nieuwe bomen te kweken. Het leek eenvoudig, maar dat was het niet. Normaal gezien worden de vruchten van de moabi – met binnenin de zaden – opgegeten door de bosolifanten. De zaden die niet verteren worden zo kilometers ver samen met de ‘mest’ aan de natuur teruggegeven. Dat mestomhulsel zorgt voor een natuurlijke kiemomgeving. Hoe ze het deed heb ik nooit kunnen achterhalen, maar Mama Suzanne slaagde er keer op keer in om die zaden te laten kiemen en op te kweken tot volwaardige boompjes.


Naast dat respect voor de natuur was er ook haar bekommernis voor de mensen rondom haar. Haar 94-jarige moeder - die toen ik haar een laatste keer op terrein was in Messam, net van haar bosakker kwam – niet in het minst, maar ook haar kinderen en haar dorpsgenoten. Ze zorgde ervoor dat al haar kinderen naar school konden gaan, dat ze – wanneer ze dat wilden – verder konden studeren. Zonder onderscheid of ze nu wel of niet verder studeerden, ze behandelde ze allemaal op dezelfde manier. Bekommerd om de gezondheid van haar familie en die van haar dorpsgenoten zette ze een ‘eerste-lijns-gezondheidscentrum’ op poten – het dichtstbijzijnde stadje bevindt zich op een kleine twintig kilometer en al ligt Messam aan een hoofdweg… géén enkele taxibrousse stopt er, zodat een verplaatsing naar het hospitaal in dat stadje een hele onderneming wordt. Ze ging vorig jaar nog cursussen volgen om de mensen ter plaatse te kunnen verder helpen. Gesteund door een Canadese ngo en het Ministerie van Volksgezondheid had ze een kleine dorpsapotheek waar de mensen toegang hadden tot medicijnen aan betaalbare prijzen.


Veel boeren hadden al lang de moed verloren, maar niet Mama Suzanne. Zo diende ze in 2008 een voorstel in bij de ngo waar ik werkte in Mbalmayo. Haar voorstel werd door de directrice weggelachen. Een paar puntjes werden uit het voorstel gelicht en zo – buiten hun context – als niet realistisch omschreven. Bijna niemand zag de structuur in het document dat voorlag, de logische ‘stapsgewijze’ opbouw, de ‘droom’ van Mama Suzanne. Zelfs niet wanneer ze die ‘stappen’ beetje bij beetje en ‘zonder’ financiële steun begon waar te maken. Het enige wat Mama Suzanne vroeg, was erkenning, was respect voor het werk dat ze deed, samen met haar groep.


Mama Suzanne was bezorgd over de toekomst, de toekomst wanneer zij er niet meer zou zijn. Daarom probeerde ze goed mogelijk de mensen rondom haar te betrekken bij alle initiatieven. Haar kinderen werden voorbereid op die toekomst, kregen de ideeën mee van een sterke moeder met een duidelijke visie.


Ik ben blij dat ik het pad van Mama Suzanne heb mogen kruisen, dat we van gedachten hebben kunnen wisselen, dat we samen een tijdje op weg zijn gegaan.


In januari werd ze geveld door tuberculose.

13 februari 2010

Een hart onder de riem...

We kregen gisteren het volgende mailtje van Cyrille en Justine, twee ondernemende jongeren uit Mbalmayo...

"Salut comment vous allez? Nous nous portons bien, pas de situation grave. Alors ton travail continue à porter les fruits ici. J'ai reçu un GIC (Groupe d'Intérêt Commun), qui voulait les egraineurs de mais. On a vraiment beaucoup pensé à toi, car tu nous manques. Nous tous,  les GIC. Tu sais que beaucoup avaient espoir en te voyant dans CRADIF... et maintenant pas d'espoir, alors moi je me demande si tu peux pas nous faire quelques contacts important là-bas. Pense à nous dès que tu le peux, merci à bientot, bb."

25 januari 2010

Dambisa Moyo on Aid for Africa