5 december 2008

Wonen in Antwerpen

4 december 2008


15 november 2008

Said is not yet heard

“Said is not yet heard - Heard is not yet understood - Understood is not yet approved - Approved is not yet applied - Applied is not yet continuously applied - Continuously applied is not yet being satisfied.”

Vrij vertaald: “Gezegd is nog niet gehoord – gehoord is nog niet verstaan – verstaan is nog niet goedgekeurd – goedgekeurd is nog niet toegepast – toegepast is nog niet voortdurend toegepast – voortdurend toegepast is nog niet tevreden zijn.”

Bovenstaande wijsheid kregen we vorig jaar mee van een afrikaan, die al jaren werkzaam is binnen gemeenschapsopbouw en lokale ontwikkelingsinitiatieven.

Er werden – en worden nog steeds – eindeloze cycli van vormingssessies gehouden met de lokale bevolking en de lokale medewerkers, maar blijkbaar draaien we steeds om onze eigen as en komen we telkens weer terug waar we gestart zijn. Alleen… krijg je hier niet iedere keer ‘geld’, wanneer je langs ‘start’ komt (zoals bij de Monopoly).

“Die vorming hebben we al gehad… dat is niets nieuw… vertel ons eens iets nieuw…!”, maar wanneer je iets nauwkeuriger toekijkt merk je meteen dat ze van al die ‘genoten’ vorming weinig tot niets toepassen. ’t Is niet omdat je op de Lotto speelt en je enkele miljoenen kan winnen, dat je zo ook gewonnen hebt… maar zo lijkt het dus wel. “Ik volg een vorming over ondernemerschap”… “dus ben ik nu een ondernemer”.

’t Zit hem natuurlijk allemaal in de manier waarop je vragen stelt.. en welke vragen je stelt. De meeste ‘ontwikkelingswerkers’ lokaal of internationaal hebben het antwoord (lees ‘de’ antwoorden) reeds op zak, alvorens ze de eerste vraag stellen. Hun vragen worden dus gestuurd door het antwoord dat ze verwachten.

Met ‘Appreciative Inquiry’ proberen we daar tegen in te gaan, want het ‘eerste’ contact, de ‘eerste’ vraag die je stelt… is bepalend voor het verdere verloop van je relatie met de mensen waarmee je werkt. Het interesseert me niet wat de ‘problemen’ zijn van de boeren, die zijn zo onderhand al wel gekend… én op dezelfde vraag krijg je – in gelijk welk land – hetzelfde antwoord. De oorzaken en gevolgen lijken wel vastgelegd.

En toch, toch blijven mensen op die plek wonen, waar ze zoveel over te klagen hebben. De vraagstelling moet dus niet draaien om wat er fout liep en loopt, maar moet juist peilen naar wat mensen bindt aan hun grond, hun dorp, hun streek. Waar zijn ze fier op, waar zijn ze goed in. Welke ‘expertise’ is er aanwezig en wat stellen ze zelf voor daar ‘wat’ mee te doen. Het vraagt van de begeleiders een hele omschakeling, want zij studeerden immers – soms – jarenlang om ‘expert’ te worden… en nu kom ik ze vertellen dat ze die ‘expertise’ even aan de kant moeten schuiven, om te ‘luisteren’ naar wat de ‘boeren’ hen te vertellen hebben. Te vaak hoor ik nog dat de boeren ‘onwetend’ zijn en dat wij – de ontwikkelingsorganisaties – ze ‘wetend’ moeten maken. Dus als je maar genoeg vormingssessies organiseert – jaar in, jaar uit – dan komt het vroeg of laat wel goed.

Mijn manier van werken is er meer een van ‘individueel’ begeleiden (‘coachen’) van mijn Kameroenese collega’s. gemakshalve zou ik ook een paar ‘vormingssessies’ kunnen organiseren… hoe participatief ook, ze hebben geen zin, wanneer ik ze niet allemaal ‘persoonlijk’ opvolg. Ik breng uren door met ‘praten’ met de collega’s… over het veldwerk, over de verwezenlijkingen van de boerengroepen waar we mee samenwerken, over de ‘dromen’ die de boeren aan ons ‘meegeven’ wanneer ze een project indienen. Ik leer ze kijken ‘achter’ de cijfers, ‘achter’ de som geld die ze van ons willen loskrijgen (en die we ze niet kunnen geven). Ik ontrafel – samen met hen – de ‘aanvragen’, leg de logica bloot en leer ze kijken naar de ‘dromen’ die de respectievelijke groepen neerschreven. ‘Dromen’ die ze hoe dan ook zullen realiseren, met of zonder steun van buitenaf. Ze leren vragen stellen, maar ze leren vooral ‘luisteren’ naar wat de boeren bezighoudt, wat hen drijft, waar het werkelijk om draait.

Er zijn er zeker wel enkelen tussen die denken dat het allemaal om geld draait en dat met ‘geld’ alle ‘problemen’ uit de wereld zijn… die zullen nog een tijdje hun hand ophouden, in de hoop dat er vroeg of laat wat invalt… terwijl de anderen verder evolueren en kleine successen boeken.

Trouwens, het is nooit genoeg!
“Na overleg met de betrokken groep, schreven we (Cradif) ze in om deel te nemen aan een wedstrijd rond ‘Maniok’ op de nationale televisie, onder auspiciën van het Ministerie van Tewerkstelling. Het ingediende project was goed voor 1,5 miljoen Cfa (+/- 2.300 €). Na de voorselectie bleven ze met drie kandidaten over. Uiteindelijk won ‘onze’ groep de ‘enige’ prijs, ter waarde van 3 miljoen Cfa, dus dubbel zoveel als gevraagd. Wij direct dromen van het betrekken van ‘andere’ groepen, die als toeleveranciers zouden kunnen een graantje meepikken, maar dat was even zonder de ‘waard’ gerekend. De voorzitster van de groep trok de prijs naar zich toe. ’t Is te zeggen… ze installeerde de gekregen verwerkingsmachines bij haar thuis, liet zich ook een draagbare computer aanpraten (door één van de vertegenwoordigers van het Ministerie) en begon zonder overleg met haar groep, grootse plannen te maken. Gevolg… onenigheid in de groep, familieruzie en heibel in de lokale gemeenschap.”

Of die groep dus echt geholpen is met die ‘eerste prijs’ is nog maar de vraag. Cradif kreeg uiteraard een enorm uitstalraam op de nationale zender… wat er toe leidde dat andere organisaties – die toevallig ook al benaderd werden door de voorzitster - ook een graantje wilden meepikken. Dat zorgde dan weer voor de nodige wrevel en uiteindelijk dreigde de groep uit het oog verloren te worden, en de uitdagingen waar de groep eigenlijk voor staat.

28 oktober 2008

DE VOEDSELCRISIS IN CIJFERS

Op 18 september 2008, heeft de FAO aangekondigd dat de galoperende voedselprijzen op wereldniveau dit jaar, het aantal personen die hongerlijden in de wereld, aanzienlijk verhoogde en momenteel meer dan 1 miljard bedraagt.

Ziehier enkele statistieken die de huidige - en voedselwereldcrisis in beeld brengt. Het betreft hier de cijfers voor 2007, toen de prijzen in de wereld voor voedselproducten waren gestegen met 24%. Het werd nog erger in 2008, wanneer de FAO vaststelt dat de prijzen van de voedselproducten, sinds het begin van het jaar met 52% werkelijk zijn ontploft, terwijl de agro-business van dag tot dag nieuwe winsten aankondigde, die de recordcijfers van de laatste jaren overschrijden. In 2000 hebben de wereldleiders zich ertoe verbonden om het aantal personen die honger lijden in de wereld met de helft te verminderen. Dat was één van de centrale zogenaamde Millenniumdoelstellingen. Vandaag is deze verplichting, goed in verlegenheid gebracht.
De stijging van de winsten van de drie grootste meststofproducenten ter wereld (Potash Corp, Mosaic, Yara) in 2007: +139% (totale winsten voor 2007 = 2,9 miljard US$)
De stijging van de winsten van de drie grootste graanproducenten ter wereld (Cargill, ADM, Bunge) in 2007: +103% (totale winsten voor 2007 = 5,3 miljard US$)
De stijging van de winsten van de drie grootste zaad- en pesticidenproducenten ter wereld (Monsanto, Syngenta, DuPont) in 2007: +91% (totale winsten voor 2007 = 3 miljard US$)
De stijging van het aantal persoon onder de hongerdrempel in 2007: +10% (stijging van 75 miljoen om op te lopen tot 923 miljoen)
De beschikbare middelen bestemd voor de landbouw, geschat door de FAO, bedraagt op jaarbasis (om de huidige voedselcrisis op te lossen): 30 miljard US$
Het bedrag voorzien door de regering van de Verenigde Staten, en dat door de belastingbetalers zal worden betaald, om zich garant te stellen voor het in stand houden van het huidige banksysteem van de Verenigde Staten in 2008: 1,015 miljard US$ (op 22 september 2008).

29 mei 2008



“God Grew Tired Of Us”
Onlangs las ik het boek ‘Wat is de Wat?’… die het verhaal vertelt van een Soedanese ‘Lost Boy’, een naam - zie de weeskinderen in ‘Peter Pan’ - gegeven aan de duizenden jongens die het geweld in Soedan ontvluchtten en na dagen- en nachtenlange voetmarsen uiteindelijk in vluchtelingenkampen terecht komen in Ethiopië… en later in Kenia. Het verhaal speelt zich af in de periode eind jaren 80 en het begin van het nieuwe millennium. Eind jaren 80 werkte mijn schoonzus en haar toekomstige echtgenoot voor Artsen zonder Grenzen in Malakal, een stad in het zuiden van Soedan. Ze werden – de avond voor ze er even tussenuitknepen – ontvoerd door de rebellen van John Garang, het SPLA (Soudanese Peoples Liberation Army)… die beslist hadden de stad die nacht aan te vallen. Na een voetmars van 3 weken kwamen ze aan de Keniaanse grens, waar ze werden overgedragen aan de overheid. Bij het lezen van ‘Wat is de Wat?’ moest ik telkens aan ze terugdenken… hoe ze zich in het riet moesten verschuilen om niet gezien te worden door de Soedanese patrouilles… hoe ze beschoten werden door het regeringsleger en zich op een eiland midden in de Nijl moesten platdrukken en lange bange uren in het water zich stilhouden… hoe de rebellen voor hen de jacht inzetten op twee magere kippen, terwijl ze zelf amper iets te eten hadden. Het wordt allemaal zo goed en uitvoerig beschreven in het verhaal van Valentino Achak Deng dat de koude rillingen me over de rug liepen. En besef je plots aan wat ze ontkomen zijn, want voor het regeringsleger waren ze op dat moment ‘storende’ getuigen. We zullen wel nooit te weten komen wat de rebellen bezield heeft toen ze hen ontvoerden… ze hebben het avontuur overleefd zonder al te veel kleerscheuren en dat was voor ons het belangrijkste. Veel ‘Lost Boys’ hebben ‘hun’ avontuur niet overleefd… zagen hun familie voor hun ogen vermoord worden, hun dorp platgebrand door de Murahaleen - de milities ondersteund door de regering in Khartoem – en kwamen om in een confrontatie met leeuwen, hyena’s of andere wilde dieren… of door ontbering, uitputting. De anderen die het overleefden - ondanks alles… de ontberingen tijdens hun lange mars en de overlevingsstrijd in de kampen… en er rond, met de omwonenden – die er niet om gevraagd hadden dat hun land overspoeld werd met tienduizenden uitgehongerde vluchtelingen… en die dikwijls vijandig reageerden – tot en met het opnemen van de wapens – hadden het ‘geluk’ om na een tiental jaar een visum te krijgen om zich in de Verenigde Staten van Amerika te vestigen. De ‘US of A’… voor velen een drieletterwoord dat ze kenden uit de vluchtelingenkampen, omdat het uitvoerig geschilderd staat op de zwaar gesubsidieerde landbouwoverschotten die als noodrantsoenen werden aangeboden. Geel maïsmeel, olie, havervlokken en dergelijke meer. Misschien dat ze er een glimp van opvingen bij één of andere filmvoorstelling… een plaats ver, ver van de kampen… aan de andere kant van de wereld.



Het staat uitvoerig beschreven in ‘Wat is de Wat?’, daar kom ik dus niet op terug.
De koude rillingen lopen me over de rug wanneer ik er aan terugdenk… dat zovele verschillende culturen, manieren van leven en beleven… zo rakelings langs elkaar glijden. De volgende dag zit je gezellig aan tafel – bij de familie – en pikt de draad weer op alsof er niets aan de hand is. De volgende dag zitten de ‘Lost Boys’ in een ‘andere’ wereld, waar niets is zoals het ‘thuis’ was. Een wereld waar alles voor je georganiseerd wordt, waar geboden en verboden de regel zijn, waar niets eenvoudig is.
Onze paden kruisen tot tweemaal toe. In september 2000 en januari 2001, wanneer ik vanuit Kigali, via Nairobi naar België reisde. In Nairobi, waar we landden om bij te tanken en nieuwe passagiers aan boord te nemen, kwamen ze aan boord – nadat alle overige passagiers hun plaatsje gevonden hadden. Voor me kwam een Somalisch gezin zich installeren… (Somali die je direct herkend aan hun sluike zwarte haar… de enige zwarte afrikanen die geen kroeshaar hebben) en dan, een hele stoet ‘jongens’ tussen de 18 en 20 jaar oud. Allemaal uitgedost – zonder uitzondering – in T-shirt met USPR (United States Programme for Refugees) erop, over de schouders een tas van de IOM (International Organisation for Migration). Nu - 7 jaar later – besef ik plots wat een ‘cultuurschok’ het voor die jongens en die families moet geweest zijn. 24 uren eerder zaten ze nog in één van de vluchtelingenkampen te ‘wachten’ op de ‘bevrijdende’ mededeling dat ze konden vertrekken… én nu stappen ze aan boord van een vliegtuig, dat ze vroeger alleen maar kenden als die ‘zilveren’ vogel, hoog in de blauwe lucht. In de kampen leefden ze – zo goed als het kon – zoals in hun dorpen… ze kookten op houtvuurtjes, aten uit een gemeenschappelijke schotel met de hand, deden hun behoeftes in een nabij gelegen bos of rivier… later in door de hulporganisaties aangelegde latrines, leefden op het ritme van de opkomende en ondergaande zon. En nu, staan ze in een hypermodern vliegtuig, dat 300 passagiers in één keer kan vervoeren, moeten ze in zetels gaan zitten ipv op de grond, heeft ieder een individueel videoscherm in de rugleuning van de zetel die voor hen staat, krijgen ze een afstandsbediening in de handen gestopt, waar ze zich bij afvragen waar het in hemelsnaam voor moet dienen. Ik herinner me dat die videoschermpjes het al vlug begaven bij de Somalische hummeltjes die voor en naast me zaten. Ik probeer me er iets bij voor te stellen… alsof je door een teletijdsmachine enkele honderden jaren verder in de tijd wordt geschoten. Bij die jongens was het niet anders. Hoe kan het ook anders… je wordt op zo ’n korte tijd van de ene cultuur in de andere gekatapulteerd… en je krijgt nauwelijks de tijd om je aan te passen. Ik zie het nu in een documentaire op Canal+, wanneer drie van die ‘Lost Boys’ erover vertellen. Je ziet ze worstelen met een blokje – in cellofaan verpakt – kaas… waarvan ze denken dat het ‘zeep’ is, maar dat de andere passagiers opeten. Je ziet ze een klein pakje boter openen om het in één hap op te eten, denkend dat het ook ‘kaas’ is, maar dan anders verpakt. Ze krijgen ‘plastic’ bestek, waarbij ze zich afvragen waar het voor dient.
We lachten ons kapot, toen Immaculée – onze huishoudster in Rwanda – vertelde over haar eerste vlucht. Ze was al wel wat gewend, doordat ze al enkele jaren voor de Zwitsers had gewerkt die haar nu uitnodigden. Maar een ‘lopend’ tapijt of een roltrap was wel het laatste waar ze aan dacht toen ze in Kloten, de internationale luchthaven van Zurich landde. Ze zouden toch voor begeleiding mogen zorgen voor mensen die het voor het eerst meemaken. Immaculée kwam er zonder kleerscheuren door. Onze Soedanezen ook, maar je ziet ze wel raar opkijken wanneer ze hun voet voor het eerst op de roltrap zetten. Ik herinner me Grâce haar eerste keer in België… hoe ze die eerste dag in het shoppingcenter van Wijnegem de ‘roltrap’ leerde kennen met Douwe en Mathilde. Kijk mama, papa… ik ga naar boven of beneden, zonder te moeten stappen. Of omgekeerd op de dalende roltrap naar boven proberen te lopen.

In de VS krijgen de ‘jongens’ in de verschillende gaststeden, voor drie maanden, een appartement toegewezen. De eerste drie maanden leven ze op kosten van de staat, daarna moeten ze voor zichzelf instaan. De Amerikaanse begeleider probeert hen wegwijs te maken. Showt hen de koelkast en de diepvrieskast… hij haalt een groot pak aardappelchips uit een kast. Dit zijn aardappelen… neen ze zijn al klaargemaakt, je hoeft ze niet meer te koken. Eén van de jongens haalt een fles Pepsi uit de koelkast en zegt dat die in Soedan Coca Cola heten… weten zij veel dat er zoveel frisdranken op de markt zijn. Volgt een demonstratie van hoe de elektrische verlichting werkt… of het toilet (dat kennen ze al van op het vliegtuig)… of de ‘wekker’, belangrijk, want ‘time is money’ in de US of A. Het is moeilijk om je voor te stellen wat ‘verwondering’ betekent, maar je leest het van hun gezichten. Je leest ook het ongemak bij zoveel ‘nieuwe’ indrukken, ‘nieuwe ‘voorwerpen’, ‘andere’ manieren van omgaan met elkaar. Wij zijn het zo gewend, we groeien er mee op, dat we er nauwelijks nog bij stil staan, maar voor hen is het werkelijk steeds weer de ‘eerste’ keer. Ze lopen samen naar de ‘supermarket’, waar de ‘magere’ Soedanezen schril afsteken tegen de rondbuikige ‘Super-size-me’ Amerikanen op de achtergrond. Die laatsten voelen zich ook niet erg op hun gemak met de vreemde snuiters die alles vastpakken en betasten. Ze lijken voor hen echt van een andere planeet te komen. Je vraagt je af of ze er enig idee van hebben waar die jongens vandaan komen.En of ze dat wel willen weten. Zouden ze zich anders gedragen indien ze wisten wat die jongens doorstaan hadden. De jongens vinden het ‘raar’ dat ze niet zomaar bij de ‘buren’ kunnen binnenlopen… zonder dat er meteen de politie wordt bijgehaald. In Soedan zouden ze je welkom heten en geïnteresseerd vragen wie je bent, wie je vader is, hoe het met je gaat, waar je vandaan komt, waar ze je mee kunnen helpen… hier worden ze als indringer beschouwd.

28 maart 2008

Appreciative Inquiry

Hoogtijd om er nog eens op terug te komen. Meer dan het zoveelste techniekje om de participatie op te drijven, maar een filosofie die de werkelijkheid op een andere manier benadert.

Wat is AI?
Appreciative Inquiry (waarderend en begrijpend onderzoeken) is tegelijkertijd een theorie, een filosofie, en een trainingsmethode en heeft als uitgangspunt dat alles waarvan je wilt dat er meer van is, al bestaat; in iedere organisatie. AI is een positieve manier van denken, onderzoeken en benaderen om tot krachtige en zinvolle veranderingen in organisaties te komen. Een AI-proces is een bottum-up proces waarbij de hele organisatie wordt betrokken. Appreciative Inquiry stelt mensen binnen een organisatie in staat om gezamenlijk hun sterke punten, wensen en dromen te ontdekken en verder te onderzoeken. Tijdens het proces komen de essentiële drijfveren van de organisatie bovendrijven waarop ze trots kunnen en moeten zijn. Deze vormen vervolgens de basis voor meer vertrouwen, tevredenheid en effectiviteit als organisatie.
Wat is er nieuw aan (en waarom zou iedere organisatie het moeten inzetten)?
Traditionele verbeteringsprocessen en trainingen zijn probleemoplossend opgezet. Ze zoeken naar de problemen in een organisatie, analyseren deze en pakken ze aan. Appreciative Inquiry werkt precies andersom en zoekt juist naar alles wat goed gaat. Dit vormt de basis om dat vaker en meer te doen. De probleemgerichte benadering heeft als nadeel dat de problemen worden uitvergroot door er op te concentreren, terwijl Appreciative Inquiry het beste van een organisatie naar boven brengt omdat dat de focus is. Een Appreciative Inquiry aanpak genereert altijd een enorme dosis (positieve) energie bij de deelnemers en dus binnen de organisatie. Deze energie wordt vervolgens aangewend om de veranderingen te implementeren. Behalve effectief is het ook ontzettend leuk.
Heeft AI een wetenschappelijke basis?
Appreciative Inquiry is diep geworteld in de gangbare gedragswetenschappelijke theoriën die betrekking hebben op de invloed van positieve beelden en ervaringen op het gedrag van mensen. In de sportwereld wordt dit bijvoorbeeld ook veelvuldig toegepast. David Cooperrider, Suresh Srivastva en anderen ontwikkelden de theorie van Appreciative Inquiry voor de Case Western Reserve University in Cleveland Ohio in de jaren zeventig en tachtig.
Is al dat positieve gedoe niet te zweverig ?
Nee, in tegendeel het is de eerste methode die veranderingsprocessen van begin tot en met het einde begeleidt. Appreciative Inquiry zorgt er niet voor dat iemand zichzelf iets gaat wijsmaken. De onderwerpen worden alleen benaderd vanuit een positieve, reële kant. Er wordt een beeld geschetst van de organisatie zoals die op haar best is, gebaseerd op verhalen van alle betrokkenen. Dit beeld is de basis om op verder te bouwen en ervoor te zorgen dat de organisatie in de toekomst nog vaker op haar best is.
Hoe kan iedereen naar de positieve kant kijken als er alleen maar negatieve kanten zijn?
Door te concentreren op de positieve ervaringen is er vaak al minder noodzaak om negatieve gevoelens te uiten. Negatieve uitingen vinden wel plaats, maar er wordt niet op verdergegaan. Uiteindelijk zal iedereen iets positiefs weten te vinden om over te praten. Overigens is het in sommige situaties noodzakelijk om eerst ruimte te geven aan alle negatieve emoties. Is de lucht geklaard dan kan men verder.
Hoe kun je de problemen oplossen als je het alleen maar over de positieve dingen hebt?
AI bespreekt de problemen weliswaar niet, maar negeert ze ook niet. Appreciative Inquiry kijkt naar hoe het goed is geweest en hoe het opnieuw of vaker zo kan zijn. Problemen komen op deze manier zeker aan bod. Ze worden alleen anders benaderd.

Still alive and kicking

Tijd om nog eens iets van ons te laten horen.

De tweede helft van februari was Grâce voor 14 dagen in Mbalmayo... een verlengde 'franse' krokusvakantie. En... ze kreeg er nog wat dagen bovenop, want eind februari - na een staking van de taxichauffeurs - lag het hele land lam. De taxichauffeurs eisten - terecht - een aanpassing van hun tarieven. Aanleiding was de verhoging van de benzineprijzen (waar niet?) en de daaraan gekoppelde verhoging van de levensduurte. Het ongenoegen zat hem dus niet alleen bij de taxi's, maar zoals uit de 'rellen' bleek, bij een ruimer deel van de bevolking. Een in de haast genomen beslissing van de regering om de benzineprijzen terug een beetje omlaag te brengen hielp uiteindelijk niet. De eerste rellen braken uit in Douala (aan de kust) en voornamelijk in het engelstalige deel van Kameroen, maar al spoedig breidden de onlusten zich uit over het hele land (lees ook Yaoundé)... behalve Mbalmayo. L'histoire se répète... net een jaar geleden zaten we midden in een stakingsgolf in Guinee-Conakry, waar toen op zijn minst 200 doden vielen. Gelukkig keerde de rust na een week terug en kon het leven weer zijn gewone gang gaan.

Maar het ongenoegen blijft. Niet alleen om de levensduurte, maar ook - en daar zit in het westen van Kameroen het grote ongenoegen - om de plannen van de meerderheid om de president nog een volgende ambtstermijn te gunnen. Daartoe moeten ze wel de grondwet herzien, maar met een absolute meerderheid in het parlement kan dat niet al te moeilijk zijn. De president had langs zijn neus weg gesuggereerd dat - als men het hem vraagt - hij nog wel zeven jaar langer wil aanblijven. Een goede verstaander (lees partijlid) heeft niet meer nodig.

Word vervolgd!