6 december 2007

Alles... behalve hout



Paul Atangana leeft van het woud, het tropische regenwoud. ’s Ochtends vroeg – wanneer het niet al te hard regent – trekt hij er op uit. Soms vergezeld door één van zijn zoons die nog thuis wonen, maar meestal op zijn eentje. Een uurtje stappen door het regenwoud op een pad dat alleen hij kent en herkent, tussen de majestueuze bubinga’s, moabi’s, adjap’s, bibolo’s, ebène’s, ayous en galam’s… vergezelt door het gekrijs van de apen en de ochtendbalts van de vele vogels die het woud bewonen. Na een uurtje wordt de begroeiing iets minder dicht en komt hij aan een uitloper van de Nyong. In het regenseizoen – wanneer de Nyong ver buiten zijn oevers treedt - kan hij zo ver niet komen en ligt zijn ambachtelijk werk noodgedwongen stil. Maar nu het droog seizoen zich aankondigt en het waterpeil aanzienlijk gezakt is, kan hij makkelijk tot bij zijn prauw komen en begeeft hij zich – gewapend met een kapmes en een kleine handzaag – op het water. Hij moet zich een weg banen tussen de rietstengels en overhangende lianen, die hij met een kennersblik in zich opneemt… want hier vind hij de grondstoffen voor ‘productie’. Hij kapt zorgvuldig rietstengels en lianen, van verschillende dikte. Zijn handen en armen zijn verweerd, van de vele schrammen die hij al die jaren opliep bij het kappen van de lianen, die meestal bedekt zijn met ontelbare doorntjes. Wanneer zijn prauw vol raakt en Atangana vindt dat hij genoeg materiaal heeft, peddelt hij terug naar de ‘oever’… of wat daar voor doorgaat, want een echte oever is er niet, enkel een plek waar de grond iets steviger is onder de voeten en de prauw zonder problemen kan vastgemaakt worden. Met het riet en de lianen in een grote bussel samengebonden op zijn hoofd… loopt hij dan terug naar het dorp. Dat dorp lag vroeger aan de oude aarden weg die de hoofdstad met het zuiden verbond. Enkele jaren geleden werd die weg rechtgetrokken en geasfalteerd ten behoeve van de houtvesters, die verderop het woud uitbaten, maar dat is een ander verhaal. Voor Paul Atangana is die weg tegelijkertijd en vloek en een zegen. De rust in het dorp is weg, want de auto’s razen de hele dag voorbij zijn deur… en ‘s nachts zijn het de vrachtwagens die de omgelegde woudreuzen afvoeren. Maar hij profiteert er ook van, want door de ontsluiting van het gebied kunnen de ‘klanten’ tot bij hem komen en zijn handwerk bewonderen. Paul Atangana maakt stoelen, tafels, zetels, kasten… wat je maar wil… als het maar niet van hout gemaakt moet worden, want hij weigert ook maar één boom om te leggen. Hij verwerkt het riet en de lianen (zie foto’s) tot mooie stevige meubels. Het materiaal dat hij gebruikt, groeit zo snel terug, dat je niets eens merkt waar het gekapt werd. In tegenstelling tot de woudreuzen die er minstens honderd jaar over deden om hun huidige omvang te bereiken… en op een half uurtje worden omgelegd.
Niemand houdt zich aan de afgesproken regels wanneer er over de uitbating van het woud wordt gepraat. De bevoegde ambtenaar vertikt het om vanachter zijn bureau te komen om een toegewezen concessie te inspecteren… en gelooft de houtvester op zijn woord, wanneer die zegt hoeveel en welke bomen hij omhakte. Een andere ambtenaar van bosbouw en bosbeheer knijpt een oogje toe – voor een briefje van 1000 cfa – wanneer hij iemand betrapt met een stekelvarken over de schouder, of een bosantilope. Paul wordt er mismoedig van… wat kan hij – kleine man – beginnen tegen de ‘grote jongens’?
Onlangs krijg hij een fransman op bezoek… die zo maar eventjes 500 stoelen bestelde… voor export naar Frankrijk. Gelukkig kan hij dan rekenen op alle gezinsleden en zelfs zijn buren, om de bestelling zo snel mogelijk af te werken. De enige uitdaging die blijft is het bekomen van een klein krediet, dat hem in staat moet stellen om het nodige materiaal en gereedschap aan te schaffen om zulke grote bestellingen binnen de afgesproken tijd af te werken.
We hebben zowat een uurtje in Paul Atangana’s openluchtateliertje gezeten. Hij kan in – vlekkeloos Frans – uren vertellen… over zijn werk… het kappen van het materiaal… het maken van een stoel, maar ook filosoferen over het ‘leven’… hoe het verder moet met het woud, met de wereld. Hij klaagt ook wel dat hij niet genoeg verdient, maar slaagt er wel in om twee van zijn zoons naar de universiteit in Yaoundé te sturen… en of we geen voorschotje kunnen geven op de stoelen die hij voor ons aan het afwerken is, want straks staan zijn twee zoons – waar hij terecht trots op is – op de stoep… en zonder ‘iets’ kan hij ze toch niet terugsturen. Paul Atangana denkt aan de toekomst, investeert in zijn kinderen… maar denkt ook aan zijn kleinkinderen, die hier ook nog moeten kunnen leven. Of om het te zeggen met een oude indianenwijsheid: “Je erft de aarde van je kleinkinderen!’
Jullie steun is altijd welkom: www.broederlijkdelen.be of

30 november 2007

Afspraak 8 december 2007


22 november 2007

Op terreinbezoek

Messam
We moesten er wel een eindje voor rijden, maar het was de moeite waard. Even een bezoekje brengen aan een van de verwezenlijkingen van het programma. Dan denk je… een kwartiertje rijden of zoiets, maar het ging dus een eind verder. Zowat zestig kilometer ver. Gelukkig woont Mama Suzanne aan de kant van de weg, dus moesten we – voorlopig – niet door de modder ploeteren.
Mama Suzanne weet waarover ze het heeft. Duurzame landbouw… toegepast. Ik was verrast door de ‘pépinière’… waar ze naast enkele ‘zeldzame’ inheemse boomsoorten… ook ‘karité’ in zakjes hebben staan. In Guinee zeiden ze dat zoiets onmogelijk is en later op het internet wordt dat ook bevestigd… dat het heel moeilijk is, maar het is dus niet omdat het moeilijk is, dat het onmogelijk is. Ik zie het levend bewijs voor me. Op de vraag waarom ze zoiets doet, want de planten – bomen – geven pas over ongeveer dertig tot veertig jaar pas vruchten… antwoord ze dat de komende generaties toch ook moeten leven. Het ebbenhout en de andere ‘zeldzame’ houtsoorten doen er nog langer over en de bomen die ze nu omhakken – voor de export – deden er zowat 200 jaar over om die omvang te bereiken. Rhoddy vroeg of ze ‘verbeterde’ maniok of bananen plantte op haar perceel. Wat is verbeterd? Wat bedoel je daarmee? Natuurlijk selecteer ik de ‘goede’ van de ‘slechte’ zaden, planten… ik weet wat ik doe. Kijk… en ze tekent met een machete in het zand, hoe ze haar perceel heeft ingedeeld en welke voorzieningen ze trof om allerlei ziektes tegen te gaan. Autochtone remedies om ziektes bij de planten tegen te gaan. Mama Suzanne beschikt over een uitgebreide kennis van de planten om haar heen, de planten in het regenwoud. Ze worden ook gebruikt als ‘geneesmiddel’… ze heeft niet zo’n hoge pet op met de ‘westerse’ geneeskunde. Kijk… die boom is goed tegen malaria… en die voor dit, en die voor dat. Midden tussen haar perceeltjes staat een varkensstal die voor mest zorgt en niet stinkt. Blijkbaar krijgen die varkens een uitgemeten dieet. We lopen door de veldjes, waar aardnoten groeien tussen de bananenplanten… alles netjes onderhouden… omgeven door ‘levende’ hagen. Toegepaste ‘duurzame’ landbouw. Hoeveel Cradif daar voor iets tussenzit is nog de vraag. In ieder geval is de ‘bodem’ waarop Cradif zijn praktische vormingen ‘ent’ vruchtbaar. Spijtig genoeg is er geen tijd om verder op het terrein te gaan en de velden te bezoeken waar Mama Suzanne en haar groep groenten en andere gewassen verbouwen… in associatie met inheemse boomsoorten.
Kortom… een perfect voorbeeld van geïntegreerde ‘duurzame’ landbouw.


Ngat
Op zo’n 17 km voor Mbalmayo gaan we van het asfalt en nemen de piste die naar Ngat leidt. Het wordt een moeizame rit van 5 km. De auto van Lou valt tot driemaal toe in panne. De weg is modderig en we slippen van links naar rechts. Op een kilometer van Ngat – we verliezen teveel tijd – beslissen we om te voet verder te gaan. Gelukkig regent het niet. Ngat stond op het programma – wellicht omdat de ‘Maire’ van Mbalmayo hier vandaan komt – om een boomgaard te bezoeken. Die boomgaard ligt een eindje de ‘brousse’ in en het is duidelijk te zien dat het pad ernaartoe pas gisteren is ‘vrijgemaakt’. De boeren verontschuldigen zich dat er zo weinig ‘leden’ zijn, want het is cacaoseizoen en iedereen is het woud ingetrokken om de cacaopeulen te verzamelen. De boomgaard is moeilijk te onderscheiden door het hoge gras en het overwoekerende onkruid. Neen, we doen niet aan agroforesterie, wij beslisten om fruitbomen te planten. Je merkt dat ze meer op het ‘onmiddellijke’ profijt uit zijn, dan de vorige groep. Spijtig, want als een ‘actieve’ groep in het dorp het voortouw niet neemt om ‘bedreigde’ boomsoorten voor de komende generaties te behoeden… wie zal het dan wel doen? Voor mij is het althans duidelijk dat de doelstellingen van deze groep totaal verschillen van de vorige groep. Misschien gebruiken ze wel ‘duurzame’ technieken en dat is uiteraard een ‘eerste’ stap, maar ze zijn nog lang niet waar die andere groep staat qua duurzaamheid op ‘lange’ termijn.


Steunen kan:
Via http://www.broederlijkdelen.be/ of http://www.ikwilhelpen.be/iwh/org.php?oid=25

21 november 2007

En brousse... Ngomenzap

We zouden zoals afgesproken om 13u30 stipt vertrekken, maar dat was zonder de gebruikelijke ‘voorbereidingen’ gerekend. Agnès was om te beginnen niet op het rendez-vous en Michel moest uiteraard nog gaan tanken. We wachten dan maar voor de teleboetiek – een initiatief dat ondersteund wordt door Elisabeth – waar sinds die ochtend een oude vrouw zich voor de ingang een plaatsje koos en daar nu niet meer weg wil. Die oude vrouw zou al een week op het busstation rondhangen… verstoten door haar familie… met heel haar hebben en houden in een grote boodschappentas. Je ruikt dat ze zich al een tijdje niet meer gewassen heeft. Elisabeth gaat in de lokale taal tegen haar tekeer… met pijn in het hart, zoals ze achteraf zegt… en dreigt de politie erbij te halen. Die is blijkbaar niet geïnteresseerd in het oplossen van de situatie – het politiekantoor bevindt zich vlak naast de teleboetiek. Toch maakt Elisabeth indruk, want na enkele minuten begint het vrouwtje al haar ‘rommel’ bijeen te scharrelen en maakt alsnog aanstalten om zich ergens anders te gaan ‘nestelen’. Agnes heeft inmiddels van zich laten horen… ze staat voor het kantoor – volgens haar was ze op tijd. Niet dus. We geven haar een ‘nieuwe’ rendez-vousplaats en vinden haar enkele minuten later aan de kant van de weg. Met zo’n dertig minuten vertraging gaan we op weg naar Akok, een plaatsje net voorbij Ngomenzap, een plaats ten westen van Mbalmayo. De piste ligt er hobbelig bij, maar wanneer je er tegen 60 km per uur over rijdt, valt het best mee. Uiteraard moet je dan wel in het juiste spoor kunnen blijven… en dat kan niet wanneer er tegenliggers zijn. We schieten aardig op… tot – we zijn een uurtje onderweg – de motor plots stilvalt. Michel weet wat er mis is en kan de motor terug gestart krijgen. Dan begint Elisabeth – voor de zoveelste keer – te klagen dat de auto pas in de garage is geweest… dat dit niet kan… dat er geen goede mecano’s zijn in Mbalmayo… en patati en patata. Enkele kilometers verder begeeft de motor het opnieuw. Michel stapt weer uit, zwaait de motorkap open… en krijgt er weer leven in. We maken er grapjes over… hoe goed hij wel is… hoe hij als ‘volleerde’ mecanicien de auto herstelt. We maken ons ook vrolijk over de ‘zwarte kunsten’ van Agnes, die beweert dat ze de regen kan doen ophouden… of omgekeerd. De slechte weg doet Elisabeth terugdenken aan haar verleden als ‘animatrice rurale’. Hoe ze een keer met een stel Canadezen op stap was ‘en brousse’ en ze tegen het ‘einde’ van haar ‘eerste’ zwangerschap aanzat. Ze voelde vanalles bewegen en had hevige pijnscheuten… die haar er uiteindelijk toe brachten toch maar naar haar gynaecoloog te stappen in Yaoundé. Daar beviel ze ‘twee’ maanden later van een zoon, nadat ze op aanraden van een mama - die reeds 14 kinderen ter wereld bracht – een lavement plaatste. Een gebruik dat van generatie op generatie wordt overgebracht van moeder op dochter, en waar wij ‘blanken’ volgens Agnès (hoe ze het woord bijna uitspuwt) geen weet van hebben. Geboortegewicht van die ‘voldragen’ vrucht… 2,2 kilo. Even natellen… en we komen op een zwangerschap van 11 maanden. Dat gebeurt wel meer beweert Agnès… wat weten wij ‘blanken’ daar nu over. Waar hebben we dat nog gehoord… van die ezelsdrachten en eeneiige tweelingen die met vier maanden tussentijd geboren werden? Rwanda? Juist! We lachen wat af, daar in de auto. De motor begeeft het voor de derde, vierde, vijfde, zesde maal. Telkens weer ruimt Michel het euvel uit de weg en hobbelen we weer enkele kilometers verder. De zevende keer hebben we prijs. Michel stapt uit en… moe van steeds weer dezelfde handelingen te moeten uitvoeren, roept hij de hulp in van enkele jongeren die er toevallig rondhangen. In Kameroen – en bij uitbreiding in heel Afrika (naar onze ervaring) – is in ieder dorp, ieder zichzelf respecterende man een ‘uitstekende’ auto-mecanieker. Gevolg… ze beginnen allemaal – om beurten – aan de motor te prutsen… zodat hij ‘niet’ meer start. Een uur later heeft al die lokale kennis van ontploffingsmotoren ons nog geen millimeter verder geholpen. Een van de jongens beweert ‘apprenti’ te zijn, ‘leerling’… maar dat is inderdaad wat het zegt… leerling en niets meer. De verlossing komt plots aangereden op een Yamaha 125cc. De bestuurder van de motorfiets herkent Elisabeth - en zei hem – en houdt halt. Hij is een echte mecanicien en heeft in een wip de klus geklaard. Problemen met de ‘verdeler’… ‘delco’ voor de ingewijden. Die is versleten en loopt keer op keer warm. Maar voorlopig is de panne herstelt en kunnen we onze weg verder zetten. We hadden voorzien om tegen 16 uur bij de boeren aan te komen, maar dat wordt 18 uur… dus het begint al aardig donker te worden.
We doen ons ding bij de boeren, waar we voor gekomen waren… een korte consultatieronde, en vatten de terugweg aan.
In Ngomenzap valt de motor weer stil. Gelukkig kunnen we rekenen op de ‘goede’ mecanicien, die een lift vroeg en kreeg naar Mbalmayo. De motor zal al bij al nog een tiental keren stilvallen. Telkens weer wordt het euvel verholpen… door water op de ‘verdeler’ te gieten om hem af te koelen. Wanneer het water op is, stoppen we voor een huisje waar een petroleumlamp brandt. Agnès loopt er met veel kabaal naartoe… de mensen – in lokale taal – geruststellend, dat we geen boeven zijn, maar enkel water zoeken. Even later komt ze terug met twee flessen en een kleine jerrycan vol met fris bronwater. Net voorbij de Nyong staat er een lichte truck aan de kant van de weg geparkeerd. De bestuurder roept dat de weg verderop geblokkeerd is. We rijden door en zien in de verte inderdaad lichten van vrachtwagens. Die wilden mekaar kruisen op deze smalle weg, maar kwamen tegelijkertijd aan een houten brug, waar maar plaats is voor één vrachtwagen. Door de lengte van hun vrachtwagen is het heel moeilijk – zeker in het pikkedonker – om te manoeuvreren. We kunnen er gelukkig ‘net’ langs en raken veilig over de houten brug. Om 22u30 kwamen we toe in Mbalmayo.


Wil jij ook een steentje bijdragen aan de ontwikkeling van het Zuiden, dan kan dat via onderstaande link van Broederlijk Delen.

http://www.broederlijkdelen.be/
of
http://www.ikwilhelpen.be/iwh/org.php?oid=25

Red de Solidariteit

Hoog tijd om te handelen en ons niet verder belachelijk te maken in de rest van de wereld. Klik op onderstaande 'link' en doe mee... Red de Solidariteit. 85.000 'belgen' ondertekenden al deze petitie (waarvan 60% uit het noorden van het land)... we willen op zijn minst de kaap van de 100.000 bereiken. Doe jij ook mee?

http://www.reddesolidariteit.be/docs/RedDeSolidariteit_mail.htm

30 september 2007

Mobiel op het Internet


In Guinee-Conakry was het een ware calvarie om op het Internet te geraken. Inbellen op Sotelgui - het nationale telefoonbedrijf - was een kwestie van volhouden en veel, veel geduld. Wanneer je dan eindelijk een ‘trage’ verbinding tot stand gebracht had… werd je om de paar minuten van het net gesmeten. Opnieuw proberen… en hopen op een nieuwe verbinding. Uiteraard rekende Sotelgui elke poging aan als een verbinding (10 eurocent per poging). We probeerden het uiteindelijk via een satellietverbinding bij de buren, een cybercafé, waar ze – voorlopig – geen problemen hadden. Maar meer mensen kwamen op hetzelfde idee… dus lijnen overbelast… dus terug naar af. Pittig detail… de eigenaar van het cybercafé, was tegelijkertijd de directeur van Sotelgui in Kindia. Slechte telecommunicatielijnen dreven de mensen dus naar ‘zijn’ cybercafé.

In Kameroen hadden we binnen de week al een verbinding met het Internet. Ook via het nationale telefoonbedrijf – Camtel – maar beter georganiseerd en steeds bereid om je met raad en daad bij te staan. De verbinding loopt via de GSM en je kunt dus inbellen waar je maar wil… op voorwaarde dat er netwerkverbinding mogelijk is. De snelheid van de verbinding varieert van 28.8 Kbps tot 115.2 Kbps, die een redelijk goede verbinding geeft en de mogelijkheid biedt om bij gelegenheid iets op te zoeken op het Net en niet al te grote bestanden te downloaden. Dus geen peperdure satellietinstallatie meer nodig en geen gesakker op slechte lijnen.

Tot surfs!

5 september 2007

Kameroen… eerste indrukken

Vrijdag 31 augustus 2007… rond 17 uur landden we op de luchthaven van Yaoundé. Wat een verschil met Guinee! Alle controles zijn correct georganiseerd en de immigratie- en douanediensten gedragen zich voorbeeldig… we waren ‘anders’ gewoon. Het is evenmin ‘lang’ wachten op de bagage – in Conakry kon je gerust een uur staan wachten op de eerste koffers – na 5 minuten kunnen we reeds ons eerste ‘stuk’ van de bagageband plukken. Na het ‘scannen’ van de koffers – we moesten ze zelfs niet openen – vinden we Lou (steunpunt Broederlijk Delen) en Elisabeth (Directrice van CRADIF) in de aankomsthal. De ‘kruiers’ gedragen zich zoals ze dat overal doen in Afrika… opdringerig. Ze willen allen een handje toesteken en een graantje meepikken… teveel handen voor te weinig koffers. De bagage wordt over twee auto’s verdeeld en we rijden richting stad. Een goede weg… en geen rijdende ‘wrakken’ en overladen minibusjes op de weg. Het enige dat ze lijken te respecteren van de wegcode… is het rechts rijden… voor de rest is het… het recht van de sterkste of de chauffeur met het meeste wilskracht. Maar… nogmaals… wat een verschil met Conakry! Geen chaotische toestanden aan de kant van de weg… en alles ook redelijk netjes. In de stad – toch goed voor 1 miljoen inwoners – geen onnoemelijk verkeersopstoppingen. En wat ons ’s avonds nog het meeste opvalt… er is steeds ‘stroom’… en water uit de kraan. We hebben het ooit anders gekend.

Het verkeer in Yaoundé

Het lijkt op een bezige mierenhoop. Iedere mier lijkt te weten waar ze juist naar toe wil en schuift mee aan in de rij die de juiste kant op gaat… tot ze aan een kruispunt komt en de andere kant opdraait… of toch nog even terugloopt… om dan weer in een andere rij mee verder te lopen. Ze raken mekaar soms lichtjes, maar erge ongelukken gebeuren er bijna nooit… of toch… wanneer een mier uit een ander deel van de hoop, zich op avontuur waagt in de andere delen van de hoop. Ze ritsen haast feilloos in mekaar, af en toe toeterend en foeterend – voor de couleur locale zeg maar – maar de beweging stokt haast nooit. Of toch… daar waar ze zich om wat dan ook moeten bevoorraden. Voorrang van rechts… ja, maar je moet ze niet té lang laten twijfelen of er zit zo een naarstig miertje tussen die je aarzeling als een uitnodiging opvat. Zo schuiven ze… bumper aan bumper door de stad in één vloeiende beweging… op de spitsuren begeleid door de met witte hoeden getooide politieagent of –agente. Vrolijk glimlachend om het steentje dat ze kunnen bijdragen aan het vlotte verloop van de ochtend- of avondspits.

22 juli 2007

“Afrika in het klein” is nog steeds de beschrijving van Kameroen die het mooist de verscheidenheid weergeeft van het land, zowel op geografisch en klimatologisch gebied als wat de vele bevolkingsgroepen en hun activiteiten betreft. Je hebt er allerlei: bergvolkeren die sterk van de landbouw en de handel leven, savannevolkeren met hun landbouw en veeteelt, woudvolkeren met landbouw en het uitbaten van de bosproducten, en volkeren aan de kust voor wie de visvangst voor het nodige levensonderhoud zorgt.
Een land met dezelfde oppervlakte als Frankrijk, dat het scharnier vormt tussen West- en Centraal-Afrika en met een bevolking van rond de 17 miljoen inwoners. Een land waar politieke hand- en spandiensten en corruptie op hoog en laag niveau hoogtij vieren. Er is een grote buitenlandse schuld. De verspreiding van HIV/AIDS gaat er in stijgende lijn. En de armoede is er nog steeds vooral een landelijk fenomeen. Dit zet vooral jongeren ertoe aan naar de stad te trekken, hopend op een beter leven.
Toch is het een land met heel wat mogelijkheden. Kameroen heeft een economische groei van om en bij de 5 procent, heeft grondstoffen en vruchtbare grond en beschikt dus over diverse economische mogelijkheden. Het heeft een bevolking die erg vreedzaam is en bereid is te werken aan een betere toekomst. In het land zijn er heel wat lokale verenigingen van mensen die zich willen vormen en die zich willen organiseren om maatschappelijk een rol te spelen. Er zijn veel organisaties die deze dynamiek of inspanningen aan de basis begeleiden en een bezoeker kan zich laten verrassen door de ontmoeting met moedige mensen die heel wat “ontwikkelings”weg afleggen.

DOELSTELLINGEN VAN BROEDERLIJK DELEN
Broederlijk Delen speelt in op deze vele lokale en eigen plannen van mensen, groepen en hun gemeenschappen en ondersteunt daartoe een 16-tal partnerorganisaties in het land. Daar horen zowel begeleidende organisaties als grotere zelforganisaties van boeren bij. Broederlijk Delen beoogt bij te dragen tot een duurzame landelijke ontwikkeling. Onze sleuteldoelstelling daarbij is boerenorganisaties te helpen zich beter te structureren én duurzaam te produceren (tuin- en landbouw, veeteelt, visteelt, niet-houtachtige bosproducten). Een betere commercialisering van de geteelde en eventueel verwerkte producten, is een ander belangrijk aspect.
Enkele belangrijke elementen om deze doelstellingen te bereiken zijn:
Het aanwenden van duurzame landbouwmethoden, zoals het aanplanten van geschikte boomsoorten voor behoud of verbetering van de bodemvruchtbaarheid en bestrijding van erosie. Het combineren van landbouw en vee- of visteelt. Het goed beheer van de natuurlijke hulpbronnen zoals water, door bijvoorbeeld dammetjes in droge gebieden, behoud van bos, door niet-houtachtige bosproducten uit te baten e.a.

De eigen positie van de boerenorganisaties in de samenleving versterken en samenwerking met andere organisaties om hun belangen te verdedigen. Zo kunnen ze dan worden betrokken bij het proces van decentralisering.

Toegang tot zelfbeheerde spaar- en kredietsystemen die toelaten de nodige productiemiddelen te verwerven en de commercialisering voor te financieren.

Specifieke aandacht voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen, én voor de jongeren.

Specifieke aandacht voor de invloed van HIV/AIDS op de mogelijkheden van het platteland en omgekeerd, de kansen die bovenstaande elementen bieden in de strijd tegen HIV/AIDS.

Ondersteunen van lokale ontwikkelingsinitiatieven… van de lokale dynamiek… veel organisaties hebben er de mond van vol… het slaat aan bij de donors, maar meestal blijft het bij woorden en zijn het diezelfde organisaties die het ‘initiatief’ nemen. Ze ontwikkelen mechanismes om die ‘lokale initiatieven’ van de grond te krijgen, de ‘geviseerde’ groep warm te maken, te motiveren… om het aangereikte model als ‘eigen’ initiatief, als ‘eigen’ dynamiek uit te voeren.
Toegegeven… het is (lijkt) moeilijk. Waar moet je in hemelsnaam beginnen? En de donors staan ook niet te springen om je de nodige tijd te laten, of de middelen ter beschikking te stellen… om rustig met de mensen, de lokale bevolking te gaan samen zitten om over koetjes en kalfjes te praten… en terloops ook nog eens te peilen naar – wat voor hen ontwikkeling is. Maar waar een wil is, is een weg. Je hoeft maar op terrein te gaan en je ogen en je oren de kost te geven. De juiste vragen te stellen… te luisteren naar wat de mensen je te vertellen hebben.
Zo kwam ik in contact met een boerengroep in Dagagbé, Benty. Een dorpje aan de kust, op de grens tussen Guinee en Sierra Leone. Een boerengroep die nooit ‘steun’ kreeg van buiten af, maar wel her en der verzamelde kennis en ervaringen ten dienste stelt van de lokale gemeenschap. Ze onderhandelden met de lokale notabelen een terrein van ongeveer 16 hectaren. Moerasgronden die ze drooglegden en verdeelden in een aantal percelen. Op die percelen verbouwen ze hete pepers, aubergines, oliepalmen en rijst… alles in eigen beheer. Vorig jaar hadden ze een omzet van 160 miljoen guinese franc, ongeveer 1000 maal het maandloon van een onderwijzer in Guinee. In het dorp spelen ze de rol van ‘verzekeraar’… zo kunnen dorpsbewoners bij hen makkelijk een krediet opnemen of kunnen ze terecht voor hulp bij de bouw van een woning. Ze hielpen ook bij de bouw van de lagere school. En… het enige wat ze vragen… zijn ideeën, uitwisseling van ervaringen bij de aanleg van een kleine stuwdam, om het water dat hun gronden bevloeit een tijdje op te houden en zo langer te kunnen werken op hun land.
In Gemeta, Gomba… niet zo ver van Kindia… omgeven door andere dorpjes die reeds jaren bediend worden door allerhande ontwikkelingsorganisaties… in the middle of nowhere… stuitte ik op een groep actieve boeren en boerinnen. Een groep die – ondanks alles wat er rondom hen gebeurde en waar zij van verstoken bleven – niet bij de pakken bleef zitten en zelf initiatieven nam. Een heterogene groep, samengesteld uit Sousou en uit Peul… die het uitstekend met mekaar kunnen vinden. Mooi afgebakende percelen, beschermd door ‘levende’ hagen om het vee van de velden te houden. Aangelegde kweektuinen, waar plantjes worden opgekweekt om later uitgeplant te worden. ‘Zonder’ steun van buitenaf verbouwden ze tot drie keer meer ‘hete pepers’ dan een groep uit een naburig dorp. Die laatste gingen een krediet aan voor de aankoop van een waterpomp en het bemesten van hun velden. Die groep moet nog twee jaar ‘afbetalen’ aan die schuld. De groep uit Gemeta legde zorgvuldig het geld opzij en schafte zich onlangs een stel ossen aan en een ploeg… om hun velden beter en efficiënter te kunnen bewerken. Wat me vooral trof bij deze groep was hun woordenschat. Woordenschat die nog niet was aangetast door het ‘ontwikkelingsjargon’ van lokale of internationale ontwikkelingswerkers. Ze spraken van een netwerk van handelaars – afkomstig uit hun dorp – die hen hielpen bij het verkrijgen van zaaigoed en meststoffen… daar waar de omliggende dorpen het steevast hebben over ‘woekeraars’ die hen uitbuiten. Spreken beide groepen, dorpen over één en dezelfde werkelijkheid. De ene ziet de ‘handelaars’ als een ‘mogelijkheid’, de andere ziet ze als een obstakel dat uit de weg moet geruimd worden.
In Kagbelen, Dubreka deed de plaatselijke vrouwengroep er vier jaren over om de nodige fondsen bij mekaar te verdienen om een waterput te laten boren. Al die tijd verbouwden ze groenten. Een deel van de opbrengst werd verdeeld, een ander deel ‘gespaard’. Nu, is het dorp van hen afhankelijk voor drinkbaar water en je kan er van op aan dat ze hun ‘put’ goed onderhouden, ze weten immers wat het hen ‘gekost’ heeft. Momenteel zijn ze bezig met de aanleg van een centrale marktplaats. Beetje bij beetje krijgt die gestalte… wanneer ze weer wat geld bijeen gesprokkeld hebben voor een paar liter dieselolie… kan de bulldozer nog enkele vierkante meters nivelleren. De mannen kijken de kat uit de boom, maar zullen wel de eersten zijn om de markt - éénmaal klaar - in te palmen. De vrouwen verliezen er de moed niet bij en gaan gewoon door. Een reden om niet te werken kan je altijd vinden, maar zo geraak je nergens.
Drie voorbeelden die me er nog meer van overtuigden dat je heel voorzichtig moet omgaan met die ‘lokale’ dynamiek. Voor je het weet heb je die dynamiek verstoord en kweek je op termijn ‘bedelaars’, die telkens ze een donor zien… hun triestigste gezicht opzetten en een bedelende hand ophouden. De collega’s vroegen direct hoe we ze het beste kunnen ‘helpen’… en stonden verstelt van het antwoord. Doe niets wanneer je hen wil helpen! Ga samen met hen op weg en ontdek samen waar je mekaar kan aanvullen, maar wees voorzichtig, want voor je het weet verstoor je een evenwicht dat nooit meer hersteld kan worden.
Tot slot. Eén van de partners ging onlangs de ‘impact’ meten van vijf jaren interventie en kwam tot een markante vaststelling. In een dorp dat in het onderzoek werd opgenomen als ‘ijkpunt’ (waar géén interventies plaatsvonden) was de bevolking er beter aan toe dan in de dorpen waar intensief werd tussengekomen door de lokale ontwikkelingspartner). De mensen waren er minder slecht gevoed, beter gekleed en beter gehuisvest, enz. Het is hard dit te moeten vaststellen, maar laat het vooral een les zijn voor onze ‘goedbedoelde’ tussenkomst in de lokale ontwikkelingsdynamiek.

2 juli 2007

Verbeterde houtvuurtjes…


Mama en papa kwamen terug van bij een goede vriend, Yéro Barry, die een boerderij heeft. En toen legde papa uit aan Barry hoe je een ‘foyer amélioré’ maakt (houtbesparend kookvuur) Ik heb dat planneke eens bekeken en heb dat nagemaakt.
Het was keileuk om het te maken en om het hard te laten worden heb ik maniokmeel gemengd met zand en water. Het enige nadeel van dat spul is dat onze honden dat ook heel lekker vinden. Maar cement werd niet per kilo verkocht, dus was maniok het enige alternatief.
Twee dagen later is Yéro Barry weer op bezoek gekomen en hij was zo enthousiast dat hij het direct heeft nagemaakt op zijn boerderij.
Ik heb het al heel veel gebruikt, mama heeft er al boontjes mee gekookt, heet water mee gemaakt, en nog veel andere dingen. Aanstaande zondag gaan we er een echte ‘riz gras’ op klaarmaken, één van de super maaltijden van Guinee.

Toelichting
De voorbije vier jaren organiseerde SARA vormingen voor de boeren en boerinnen om verbeterde houtvuren te maken. Die verbeterde houtvuren moesten in de eerste plaats zorgen dat ze minder hout zouden verbruiken bij de bereiding van hun dagelijkse rijstschotel, maar zijn ook nuttig om brand te voorkomen… doordat het vuur geen vrij spel heeft. Tevens boden die verbeterde houtvuren bescherming voor de kleine ukjes die op het erf rond waggelen en al eens hun evenwicht verloren in de nabijheid van de klassieke, traditionele kookvuren… drie stenen in een driehoek met daarop de kookketel in ‘wankel’ evenwicht.
Alleen…
Alleen sloegen die vormingen niet echt aan bij de lokale bevolking. Enkele van de honderden deelnemers aan deze ‘opgedrongen’ vormingen pasten de techniek ook toe… daarbij geholpen door de lesgevers. Maar van ‘doorgeven’ aan andere leden uit hun lokale groepen, was net iets teveel van ze gevraagd. Ze kloegen ook steevast over ‘gebrek’ aan middelen… gebrek aan geld… Maar het enige wat ze echt ontbrak was motivatie.
Grâce toonde met haar initiatief dat het niets hoeft te kosten… alleen wat motivatie, gedrevenheid en creativiteit. Eén dag en klaar was haar verbeterde houtvuur. De nachtwakers waren enthousiast… “Dat ga ik thuis ook doen”… niets opgedrongen, alleen overtuigd door de kracht van het voorbeeld.

Burundi, Rwanda, Guinee… Kameroen

Vijftien jaar geleden begon ons Afrika-avontuur in Burundi.
Op 25 maart 1992 vertrokken we, voor een voorbereidende vorming in Kigali, naar Rwanda. Twee maanden later stonden we in de plensende regen in Bujumbura. Ons Afrika-avontuur begon onder een goed gesternte, want bezoekers die regen meebrengen, zijn altijd welkom. In Bujumbura werkten we met straatkinderen, zowel Mie als Jan. Mie met de kindmoedertjes van Kamenge en Buyenzi, Jan met de ‘straatjongens’ die hun hachje probeerden te redden rond de centrale post of één van de vele markten van de hoofdstad. We maakten de ‘eerste democratische’ presidents- en parlementsverkiezingen mee, maar waren ook getuige van een staatsgreep, die het begin inluidde van een 10 jaar durende burgeroorlog. Deze staatsgreep kondigde ook ons vertrek aan uit Burundi, half 1994.
In Rwanda woedde toen de ‘genocide’, waarbij een miljoen mensen het leven verloor en dubbel zoveel mensen ‘hebben en houden’ achterlieten, op de vlucht voor dit zinloze geweld.
Begin 1995, op 1 februari, vertrokken we naar Rwanda… om er mee te werken aan de wederopbouw van het land. Rond Kerstmis werden we het land uitgezet, door een stel hebberige ‘Engelstalige’ Rwandezen, die gretig beslag legden op de bezittingen van een 47-tal internationale organisaties… in naam van het Rwandese volk… maar wel voor ‘eigen’ gebruik. We lieten de schouders niet zakken en keerden in februari 1996 terug naar Kigali, om er te onderhandelen met de nieuwe machthebbers. Ze hadden niets tegen het programma dat we uitvoerden met de lokale partners. Maar waarom we dan aan de deur werden gezet, was niet duidelijk. Een prefectorale ambtenaar wilde zich er persoonlijk voor inzetten, dat we terug konden komen… om het programma te coördineren… en in oktober 1996 keerden we definitief terug naar Rwanda. Het programma – omgedoopt tot PANDA, kreeg terug gestalte… en werd een begrip voor de vele boeren en boerinnen waar we mee samenwerkten. In 2002 lieten we PANDA over aan de lokale partners. Twee partners gingen verder met de lokale zustercongregaties, twee andere gingen resoluut op eigen benen staan en profileerden zich als sterke, autonome boerenorganisaties. Jan ging werken bij Imbaraga, het boerensyndicaat. Niet zonder moeilijkheden, want om de één of andere reden werd ons visum geweigerd. We keerden begin 2003 terug naar België, vroegen een nieuw visum aan en vertrokken terug in de maand mei, maar eind 2003 begon ‘immigratie’ opnieuw moeilijk te doen. Blijkbaar hadden ze ontdekt dat we in ’95 al eens aan de deur waren gezet… en, niet onbelangrijk… dat we met onze ‘participatieve’ aanpak meer mensen bereikten en mondig maakten bij Imbaraga, dan bij PANDA. Begin 2004 stonden we dus terug in België.
Het lot was ons gunstig gezind, toen Jan in mei een contract aangeboden kreeg om in Guinee-Conakry aan het werk te gaan. We vestigden ons in Kindia… de uitvalsbasis van Jan’s werk. Misschien liep niet alles steeds van een leien dakje, maar Jan kon er zijn ding rond ‘Appreciative Inquiry’ en ‘Open Space’ kwijt. De vrouwen waar Jan beroepshalve mee aan de slag ging – hij werkte er voor een voornamelijk uit boerinnen opgetrokken boerenorganisatie – kwamen versterkt uit het gezamenlijke avontuur… nadat ze in 2005 resoluut het heft in eigen handen namen.
Het avontuur had nog verder kunnen gaan in Guinee, ware het niet dat Trias – de werkgever van Jan in Guinee – zich niet kon uitspreken over een contractverlenging… en we midden in een schooljaar van Grâce, dreigden te moeten verhuizen. Een wat bizarre opstelling van Trias, zo midden in de voorbereiding van een nieuw zesjaren programma… maar zeker niet de eerste.
Het zekere, voor het onzekere nemende… solliciteerde Jan terug bij Broederlijk Delen (
www.broederlijkdelen.be), die op zoek waren naar iemand voor Kameroen. Op 31 augustus vertrekken we, voor een volgend hoofdstuk van ons Afrika-avontuur, naar Mbalmayo… een stadje op een veertigtal kilometer ten zuiden van Yaoundé, de hoofdstad. Jan gaat er werken bij: “CRADIF, Centre Régional d’Appui et de Développement des Initiatives Féminines, is een lokale ondersteunende NGO. Sedert 2004 ondersteunt Broederlijk Delen een programma dat technieken van duurzame landbouw introduceert zoals compostering, agroforesterie (een combinatie van hagen en bomen met landbouwgewassen) en geïntegreerde landbouw promoot als alternatief voor de traditionele landbouwmethode die schadelijk is voor de bodem en het milieu in ’t algemeen.
De beleidsdialoog van Broederlijk Delen is erop gericht CRADIF aan te zetten om vooral op het terrein ambitieus te zijn, en dààr het werk waar te maken. CRADIF is een relatief kleine begeleidende NGO. Echte betrokkenheid op de doelgroep en dichte opvolging zijn vereisten voor goed werk. Vanaf 2006 krijgt CRADIF DGOS-medefinanciering.”

Voor Grâce en voor Mie verandert er ook wat…
In Rwanda ging Grâce naar de Internationale school ‘Antoine de Saint-Exupéry’ – genoemd naar de schrijver van ‘Le Petit Prince’. Die school volgde een systeem van afstandsonderwijs en begeleidde de kinderen met lokale ‘leerkrachten-begeleiders’. Dit afstandsonderwijs met de CNED (Centre Nationale de l’Education à Distance) zorgde er wel voor, telkens we weer eens onverwacht in België stonden, dat Grâce gewoon kon doorstuderen en Mie tijdelijk de begeleiding overnam. In Guinee waren we echter genoodzaakt om fulltime op dit afstandsonderwijs over te schakelen, bij gebrek aan ‘degelijke’ onderwijsinstellingen in Kindia. Mie nam haar taak als fulltime begeleider ter harte, wat niet steeds evident was, en begeleidde Grâce in haar studies… laatste jaren van de lagere school en het eerste jaar van het middelbaar. Dit laatste jaar werd ze bijgesprongen door Hendriekje, een 18-jarige Oostendse die Grâce begeleidde bij de meer creatieve vakken en bij Engels. Met succes, want Grâce kreeg van de CNED al te horen dat ze over mag naar het volgende jaar van de ‘collège’… le Cinquième. Maar Grâce heeft nood aan leeftijdsgenootjes… andere meisjes om haar interesses mee te delen, kattekwaad uit te halen, geheimen te delen. Daarom willen we ze in Kameroen – we zitten namelijk dichter bij de hoofdstad – inschrijven in een Franse school. Tegelijkertijd gaat Mie ook op zoek naar werk… en misschien kan ze wel aan de slag op dezelfde school.